Larry Wood voetbalcolumns

Ik hoor Rafael van der Vaart, analist aan tafel met Pierre van Hooijdonk en Tom Egbers na afloop van Nederland – Polen in de Nations League, zeggen dat hij als analist kritisch moét kijken. Dit soort dingen hoor ik analisten vaker zeggen. Ook Valentijn Driessen zei in een persconferentie met Louis van Gaal laatst dat zijn onafhankelijkheid/onpartijdigheid als voetbaljournalist zo waardevol is. Is dat allemaal echt zo belangrijk? Politici, multinationals en politie moeten door journalisten kritisch en onafhankelijk bevraagd worden, dat dient een hoger doel. Van der Vaart is kritisch over het spel van het Nederlands elftal. Dat is natuurlijk helemaal prima en het maakt misschien ook leuke televisie, maar het hoéft toch niet? Zijn kritiek heeft geen hoger doel. Hij vindt het matig, punt. Ja, het is goed dat voetballers en trainers niet geïsoleerd zijn en het is goed dat ze de pers bijstaan. Voetbal is van het volk dus dat hoort, maar voetbalanalisten moeten niet doen alsof ze een belangrijke maatschappelijke functie vervullen wanneer ze de bondscoach bevragen over de opstelling van afgelopen week.
Het ‘kritisch zijn’ argument kan ik overigens ergens nog wel volgen, maar ik vind het te ver gaan om te zeggen dat voetbaljournalisten kritisch moéten zijn. De onafhankelijkheid waar Driessen het over heeft is verder wel echt compleet onbegrijpelijk. Wanneer ben je geen onafhankelijke voetbaljournalist? Als je de coach van Heracles interviewt terwijl je eigenlijk fan van FC Emmen bent? Het grootste probleem met dit soort opmerkingen van Driessen en Van der Vaart is dat ze zichzelf gewoon te serieus nemen. Overigens zijn er meer dan genoeg aspecten rondom het voetbal waar een journalist zich absoluut kritisch zou moeten opstellen. Als je zo graag een kritische voetbaljournalist wil zijn, hou je dan bezig met de corruptie, de buitensporige bedragen, de uitbuiting van (jonge) voetballers, de homofobie, het racisme, enzovoorts, in plaats van elke week weer te vragen of we niet toch maar beter gewoon 433 moeten gaan spelen.
Bij Studio Europa zei Andre Ooijer vanavond dat hij niet houdt van ‘die tierelantijntjes,’ doelend op trucjes en ballen achter standbenen. Andre Ooijer, de man van hout. Vervolgens gaat het, zoals zo vaak bij Nederlandse voetbalpraatprogramma’s waar saaie mannen aan het woord zijn, over dat deze tierelantijntjes wel goed zijn als ze ‘functioneel’ zijn. Als ik dat nog één keer hoor. Een trucje op het veld is noch functioneel noch onfunctioneel. Is het niet vergelijkbaar met kunst? Hebben we het ooit over een functioneel schilderij, functionele oorbellen of een functionele opera? We kunnen niet zonder kunst dus we kunnen ook niet zonder trucjes op het voetbalveld. Prima dat Andre Ooijer bij Studio Europa is uitgenodigd, maar gelukkig zit Rocky Hehakaija ook aan tafel.
Serge Gnabry is vintage. De afro en de snor, op die manier getrimd. Jaren tachtig, shirt met lange mouwen maar een heel kort broekje. Met lage sokken moeiteloos dribbelen, versnellen en combineren. Buiten het veld met een leren jas en een sigaret.
Rodri is vintage. Met dat roodgele shirt strak in zijn broekje, die vierkante kop en dat nette kapsel. Begin jaren zestig, met zo’n ouderwetse bijnaam ‘IJzeren Rodri’ of ‘De hamer van Madrid.’ Zo eentje waar ze nu nog verhalen over vertellen. Bijna niemand die hem nog heeft zien spelen en alle beelden zijn zwart-wit en onduidelijk maar niemand twijfelt aan zijn kwaliteiten. Een zeldzame verschijning.
Er is op een moment veel te doen over Ihattaren: moet hij blijven of vertrekken bij PSV? Gaat hij toch spelen voor Marokko? Heel veel gelul. Ik heb het daarom op me genomen om de ideale carrière te schetsen en daarmee een eind te maken aan onzinnige speculaties van saaie mannen op tv: hij vertrekt bij PSV. Hier lukt het niet, te veel gezeik en die trainer (Roger Schmidt) is te streng en te stijf. Hij maakt een transfer naar PSG waar hij een paar jaartjes nog kan kloten met Neymar maar niet per se veel zal spelen. Na PSG vertrekt hij naar Duitsland. Niet Bayern maar een van de clubs die op dat moment sterk zijn en aan Bayern kunnen tippen. Hier speelt hij steady. Vervolgens, in z’n prime, gaat hij mee met het WK van 2030. Een speciaal WK, want honderd jaar na de eerste editie. Waar Nederland eindigt in dit WK is de vraag, maar minimaal de halve finale. Ihattaren speelt het WK van zijn leven. Dan, na een feestelijk onthaal in Nederland, kondigt hij aan dat hij na de zomer zal spelen voor Málaga CF. Hier beleeft hij z’n beste jaren: eerst een jaartje inkomen, het seizoen daarna worden ze kampioen van Spanje. Een kampioenschap à la FC Twente 2010, zoiets maak je maar één keer mee. Ihattaren speelt er de rest van z’n carrière. De koning van Málaga, moeiteloos voetballend met een nét iets dikkere buik dan de rest.
Dani de Wit is vintage, als een elpee van Andre Hazes uit de jaren tachtig (’N Vriend of Gewoon Andre). Wel Hazes dus, niet Doe Maar bijvoorbeeld. Zijn kapsel, dat platte aan de bovenkant, en zijn snor maken hem vintage. Een fietsenmaker of timmerman in Den Haag in de jaren tachtig die ook kan voetballen. Er zijn er niet veel meer zoals hij.